donderdag 24 mei 2007

BEZORGD

Misschien leven we nu in een verzorgingsstaat, maar vroeger hadden we het -wat die verzorging betreft- beter. Alle leveranciers kwamen aan huis. De bakker, de slager, de melkboer, de groenteboer, de visboer en de kruidenier. Als eerste in de vroege morgen kwam de melkboer langs. De melk werd 'los' of in flessen geleverd. 'Los' werd geschept uit de op de bakfiets staande grote metalen melkbussen. Bij de flessen was er keus in hele, halve, kwart en achtste liters. Ook leverden ze boter, margarine en flesjes babyvoeding. Van sanering was nog geen sprake en zo kwamen er heel wat melkboeren in ons straatje. Vaak werd de leverancier gekozen aan de hand van kerkgenootschap of politieke overtuiging of, heel soms, gewoon uit persoonlijke voorkeur.
Smitje uit de Wilhelminastraat, diverse Holsies, Roodenburg en Gein de Kat. Mijn moeder sprak deze laatste altijd heel beleefd aan met " Goedemorgen, Mijnheer de Kat".
Pas jaren later kwam ze er achter, dat 'de Kat' niet de naam was die hem door de burgerlijke stand was gegeven, maar de naam die Noordwijkers elkaar ter verduidelijking van familieafkomst geven. De zogenaamde bij- of scheldnaam.
"What ' s in a name" zei Shakespeare al, maar mijn moeder kreeg altijd nog rode wangen als de anekdote ter sprake werd gebracht. Waarbij ze zich afvroeg wat die goeie man wel van haar gedacht moest hebben.
Brood kwam ook aan de deur. Venters en ventsters met hun broodkarren líepen voor een bakker. Dat betekende dat zij in dienst van een bepaalde bakker het brood rondbezorgden. De meest bekende broodbakkers waren Wanninkhof, de Witt, de Verbetering en van Westerop. De karren vol geladen met wit- en bruinbrood, regeringbrood, luxjes en krentenbrood; op zaterdag aangevuld met speculaasjes en goeie koek, waren moeilijk te hanteren. Mijn nicht Jansje van der Linden was zo'n broodventster. Zij had een zwaar bestaan. Zij verdiende de kost voor haar blinde moeder die al in het eerste jaar van haar huwelijk weduwe was geworden. Samen woonden zij in een petieterig huisje in de Kerkstraat, dat uit twee kleine kamertjes bestond. Eén ingericht als winkeltje, het andere voorzien van bedstede, om in te leven en slapen. Voor het raam met de halfgesloten gordijnen stond midden op tafel de clivia een grote plant met harde groen glanzende bladen. Ik kan me niet herinneren hem ooit in bloei te hebben gezien. Op een hoge kast stond onder een stolp, het heiligenbeeld van Christus met een doornenkroon. Nicht Jansjes moeder, tante Jansje, zat op stoel met rechte leuning aan de tafel en wreef voortdurend ongedurig met haar handen over het pluche tafelkleed. Nadat de winkelbel was gegaan en nicht Jansje in de winkel een klant aan het helpen wasriep haar verbale weerstand tegen het alleen zijn ongeduldig: "Jansie, waar blijf je nou ? Ben je nu nog niet klaar? Kom je gelijk."
Het geduldige antwoord kwam direct: Ja moeder, ik kom zo!"
Groenteboeren genoeg: Koelewijnen, Salmannen of Augustinussen, er zaten altijd wel een paar broers in dezelfde branche, kwamen 's-middags. De visboer kwam op vrijdag. Spaanderman of Bedijn ze kondigden met het luiden van een bel hun komst aan om vervolgens "Vis, verse vis" te roepen en "vandaag", waarna een opsomming van het lekkers dat onder ijsstaven in hun bakfiets werd bewaard.
De kruideniers kwamen twee keer in de week. De eerste keer om het boodschappenboekje met de gewenste bestellingen op te halen -en als dat gelegen kwam, het moest er wel zijn- het geld. De tweede keer om de boodschappen af te leveren, vervoerd in de grote mand die voorop hun fiets stond.
De slager, ook met een mandfiets, kwam vaker langs, om net als de kruidenier zijn bestellingen te halen of te brengen.
Was het de komst van de welvaart die de behoefte aan verzorging deed verdwijnen of was er een andere aanleiding? Maar wat de rede ook is geweest geleidelijk en allemaal kozen we voor zelfstandigheid. We maakten zelf wel uit wat we hebben wilden, van wie en wanneer. De zelfbedieningszaken rezen als paddestoelen uit de grond. Met hun komst is er een stukje verleden verdwenen en ook een stukje gemoedelijkheid. Het praatje over het leven van alledag, dat met de waren bij de klant werd thuisbezorgd, dat praatje, dat hebben we voor die zelfstandigheid ingeruild.

Geen opmerkingen: