maandag 4 juni 2007

BRUIDJES

Ik ben te laat geboren om nog te hebben kunnen deelnemen aan de traditionele, openbare Sint Jeroenprocessies. De ingetogen, zich langzaam door de straten voortbewegende, biddende mensenstoet, ken ik alleen van oude foto's.
De processies waaraan ik mee mocht doen beperkten zich tot het terrein tussen school en en kerk. De langste, op het feest van het Heilig Hart in augustus. In de meimaand werd er een gehouden ter ere van de Maagd Maria.
Waren de nonnetjes -bruiden van God- in het zwart, de processiebruidjes, ter benadrukking van hun onschuld, waren in smetteloos wit gekleed. Bloemen of een sluiertje in het haar en een bouquet witte bloemen in de hand om het na de rondgang door de kerk te offeren aan de voet van het altaar. De bloemen kwamen afhankelijk van het seizoen uit de tuin of uit de winkel.
In mei werd de bloesem van de vlierboom geplukt, in augustus werd bij de bloemist een bos margrieten gekocht. Mijn moeder maakte het allemaal nog eens extra mooi. Een gestrikt lint erom en wat takjes groen geknipt van de hangplant voor het raam. Asparagus.
Een groter probleem dan de bloemen vormde het witte jurkje. Met maar hoogstens een paar maal per jaar een processie, groeide je al snel uit het passende exemplaar. Een nieuwe aanschaffen paste niet in de beurs en zo rouleerden de afdankertjes uit de familie. Zo kreeg ik eens een echt zijden jurkje. Het was 'van voor de oorlog' nog in redelijke staat, maar hier en daar zag je de slijtplekjes toch duidelijk zitten. Maar ik vond het een pracht exemplaar. Plooitjes in het bovenlijf, oprijgjes in de rok, kantje langs de kraag en parelmoeren knoopjes. Met de bos margrieten in mijn hand, een andere margriet met asparagus verwerkt tot corsage als kroon in mijn haar. Prachtig dacht ik mijzelf! Een prinses van den bloede kan nooit zo mooi zijn als ik mij die dag voelde. Na het verzamelen in de pastorie schreden wij bruiden, twee aan twee, door het middenpad door de kerk. De lucht van wierook en brandende kaarsen, het gerinkel van de altaarschellen, het licht dat als een gouden wolk tegen de hemelbogen van het dak scheen, altijd weer kwam je onder de indruk van het grootse, het prachtige en het pronkerige dat het geloof op zo'n moment vertegenwoordigde. Dit in tegenstelling met -zoals de ons geleerde stelling - dat er slechts eenvoud in je hart moest wonen als het kenmerk van de ware gelovige.
Dit laatste nu kreeg die dag een gevoelige knak. Met een doordringende stem fluisterde de moeder van een van mijn klasgenootjes tegen de naast haar staande vrouw "Moet je dat kind zien! Die jurk is tot op de draad versleten. Zo laat je je kind toch niet naar de kerk gaan. Ik moet de pastoor ......... " en terwil ik langs haar liep; op dat moment voor het eerst besefte ik dat niet in íeder hart eenvoud woont. Misschien heeft dat besef mijn latere geloven beïnvloed, maar nooit het geloof in dat ene : Ik was het bruidje met de allermooiste jurk! Daar en toen die dag!

Geen opmerkingen: