woensdag 23 mei 2007

TUBERCULOSE

Door de oorlog en ondervoeding had mijn vader TBC opgedaan. Het laatste oorlogsjaar had hij zwaar ziek in het Rijks Ziekenhuisl beter bekend als het Academisch gelegen. Een gevaarlijke longoperatie, infecties en andere complicaties hadden hem lang op het randje van de dood doen zweven.
Mijn moeder ging hem dagelijks bezoeken -er reed geen tram, er was geen fiets- als enige resterende transportmogelijkheid bleef over, te voet van Noordwijk naar Leiden en weer terug natuurlijk. Ik beschouw alle mensen die zich aan al die oorlogontberingen konden conformeren nog steeds als ware helden!
De oorlog eenmaal afgelopen werden de tijden beter. Net als mijn vader. Omdat hij nog geruime tijd na zou moeten kuren, werd hij overgebracht naar 'Sole Mio'. Tijdens het transport op een open vrachtwagen waarin de patiënten met bed en al verhuisd werden vatte hij kou, zodat door een zware longontsteking geteisterd, opnieuw voor zijn leven werd gevreesd. Ook dit kwam hij weer te boven al zou het nog bijna twee jaar duren eer hij uit het sanatorium kon worden ontslagen en gewoon thuis zou komen.
TBC was een door de bevolking gevreesde ziekte. Als gevolg van die angst verboden ouders hun kinderen om met je te spelen. Zocht je toenadering dan was daar vaak een van de ouders die hun kind met een bestraffend:" blijf bij die teringlijers vandaan" ze terug naar huis stuurde. De gezondheidcontrole op de TBC lijdenden was groot. Zo ook op hun kinderen. Minimaal ééns in de drie maanden werd je op het consultatiebureau in Oegstgeest onderzocht. Je kreeg schrapjes, je werd doorgelicht of er werden longfoto's gemaakt.
Klassegewijs was er een jaarlijks onderzoek. Schrapjes en doorlichten in het gebouw van het Ziekenfonds aan de Voorstraat. Opgekomen schrapjes betekenden 'positief' en hoewel je mocht verwachten dat de aanleiding voor het positief zijn bekend was, ging je nog een extra keertje door de molen en kreeg je een verwijzing voor een extra controle in het Oegstgeestse consultatiebureau.
'Sole Mio' betekende voor 'ons' de kinderen in de zomer buiten spelen in de duinen. Bramen plukken en hutten bouwen. Wegens het besmettingsgevaar werden geen kinderen op bezoek toegelaten. Buiten blijven moesten we! 's Zomers een pretje, maar 's winters, als er geen sneeuw lag en het was koud of het stortregende, dan bleven we toch liever alleen thuis bij de gezellig snorrende kachel. Moeder ging! Dat sprak vanzelf!
Soms lukte het moeder de dienstdoende verpleegster te vermurwen en mochten wij stiekem om een hoekje kijken.
Ik denk altijd vol bewondering terug aan mijn vader. Ik kan niet bevatten hoe het moet zijn geweest om in de kracht van je leven- hij was nog geen dertig toen het noodlot hem overkwam- gedoemd bent je dagen in bed door te brengen. Machteloos ver weg van alles; van je vrouw, van je gezin, van je huis en van je werk, waarbij dan nog komt dat wanneer de patiënten eenmaal aangesterkt waren zij zich gezond en krachtig voelden en vol energie zaten.
Om de tijd te doden heeft mijn vader onder het toeziend oog van een zogeheten welfareleidster, heel wat siervoorwerpen in elkaar geknutseld. Vervuild en versleten zijn zij in de loop der jaren allemaal in de afvalbak verdwenen.
Maar soms heb ik een onuitsprekelijk heimwee naar het achtkantige doosje dat hij maakte van gebruikte ansichtkaarten, de kaarten stuk voor stuk doorgeprikt, eerst gefestonneerd, dan aan elkaar gehaakt met glanzend zijden garen, of naar de van dezelfde zachte zijde gemaakte kleedjes van pompommetjes en een kwastjesfranje, die ik zo graag nog even aan zou willen raken. Had hij wat langer mogen leven, mijn vader, ik zou het hem hebben gevraagd. Hoe het was geweest, hoeveel pijn die ziekte had veroorzaakt. Dan, met mijn hand in de zijne, zonder één woord te zeggen had ik hem begrepen, de pijn gevoeld waaraan hij leed.

Geen opmerkingen: