donderdag 31 mei 2007

ZOMERHUIS

Voordat de badgasten konden komen was er altijd een heel gedoe. Het hele huis moest worden leeggeruimd en schoongemaakt. Op het laatste moment moest er altijd nog wel iets behangen of geverfd worden, want de 'Gasten' moesten in een nette woning komen. Ieder jaar opnieuw, zo rond half juni vond de volksverhuizing plaats. Dan begon het zomerfeest. Je mocht om te beginnen extra lang opblijven. Slapen in een stapelbed was helemaal het einde! Na heel lang zeuren, mijn moeder vond het niet zo'n goed idee, mocht ik één keertje van plaats ruilen
met mijn grote broer. Ik sliep die avond in het bovenbed. Dat het géén goed idee was bleek, toen ik midden in de nacht uit bed stapte en de vloer doeltreffend maar vallend -met een doffe dreun- bereikte. De rest van de week heb ik staande doorgebracht, zitten was niet meer mogelijk door de bloeduitstorting die mijn rug in een kleurig schilderij veranderd had. Van hoofd tot voeten. Alle variaties in lila groen en geel en bont en blauw, één werkelijk alle kleuren van de regenboog vertonend zielig lichaamsdeel.
Het opklapbed van mijn ouders werkte niet zonder problemen. Het mechaniek klapte op de meest willekeurige momenten in, zodat mijn moeder een aantal malen gevangen heeft gezeten tussen muur, matras en spiraal. De van ijzeren haken voorziene rubberen snelbinders die het matras bij opklappen op haar plaats moesten houden, sprongen spontaan en bijvoorkeur midden in je gezicht los. We mogen dan ook van geluk spreken dat we die zomermaanden allemaal in het bezit van twee ziende ogen zijn gebleven. Het mechaniek van het schuifdeurtje liet het ook nog al eens afweten. Ontwerp én uitvoering waren van vader! Naar gelang het uitkwam en afhankelijk van waar je je bevond, kon je dus niet naar binnen of niet naar buiten. Er zijn heel wat nieuwe onderdelen aan het schuif en rolsysteemtoegevoegd in de loop van de
tijd. Onderdelen zo bijzonder van aard dat ze niet in Noordwijk werden gekocht maar bij Ijzerspeciaalzaak Jansen op de Haarlemmerstraat in Leiden moesten worden gehaald. Hoe hoog gekwalificeerd de fijn mechanische de daar aangeschafte onderdelen ook waren, een goed werkende schuifdeur is het nooit geworden. De kreet "Denk aan de Deur" staat dan ook voor altijd in ons geheugen gegrift.
Van veel van de gasten aan wie wij in die jaren onderdak boden kan ik me nog wel iets herinneren, een naam, een gezicht of een gebeurtenis. Zoals de dominee die de dag na aankomst een hartaanval kreeg en de 4 gehuurde weken op bed doorbracht om vervolgens per ambulance naar huis te worden afgevoerd.
De knappe, van echt gescheiden vrouwelijke tandarts met vier dochters en dienstbode, waarvan de jongste dochter nog in mijn poëziealbum heeft geschreven en de oudste als eaupair in Frankrijk zou gaan werken.
De eigenaar van het Leidse Kousenhuis uit de Leidse Haarlemmerstraat met tweeling en zoontje Johan, jaar na jaar terug kwamen en vertrouwde vrienden werden.
Soms ook zorgden ze voor commotie, zoals die keer dat mijn ouders, teruggekeerd van een straatje om, tegen middernacht iemand in de dakgoot
zagen lopen. het was Ruth, het dienstmeisje van de Duitse gasten van de buren, in nachtpon en blootsvoets! Langs de regenpijp liet ze zich beheerst naar beneden glijden. Ze liep vervolgens door de inmiddels voor haar geopende deur naar binnen, waarna ze na deze omweg gemaakt te hebben, rechtstreeks in bed dook en haar niet onderbroken slaap rustig voortzette.
Badgasten en zomerhuisjes waren leuk!

Geen opmerkingen: