zaterdag 26 mei 2007

VERSLAAFD

Ik moet bekennen dat lang voordat de term verslaving een goed ingeburgerd begrip was geworden, zonder dat ik dat ook maar besefte of op zijn minst had kunnen vermoeden, was ik al verslaafd.
Een op de televisie vertoonde documentaire over kinderen die solutie snoven, het vertrouwde plakmiddel voor lekke banden bracht mij -vele jaren later- tot inzicht.
Mijn vader, fietsenmaker van beroep, nam mij wel eens mee naar de werkplaats. Een heerlijk smoezelig gebied waar ik vanuit het oogpunt van voorzichtigheid boven op de werkbank werd neergeplant, zo hoog, dat ik er zonder hulp niet alleen af kon klimmen.
Graag keek ik toe naar al dat gedoe en gewerk. Hoe de lekke band, slap en van de velg ontdaan als licht opgepompte band in een emmer pikzwart water werd gehouden waarbij het lucht lekkende gaatje bellen blies in een scala van kleuren van de regenboog op het laagje olie dat door het vet uit de kettingen op het water was blijven drijven. Het effect net zo prachtig als het licht op een versgeblazen zeepbel. Het op die manier opgespoorde lek werd een flinke laag solutie ingesmeerd, die onder mijn toeziend oog en vlak voor mijn neus op moest drogen, waarna het plakkertje er op geplakt kon worden. Dat rook lekker. Diep inhalerend snoof ik nog eens extra een beetje van de solutie op.
Jaren later, als we herinneringen ophaalden aan de fietsenmakerij had ik het er nog altijd over dat het er toch zo lekker rook !
Totdat op die bewuste TV-avond voor eens en voor altijd de schellen van mijn ogen vielen. Junk van het eerste uur!
Verder leverde het hebben van een fietsenmaker als vader niet veel voordelen op. Wij hadden, net als andere kinderen, ook fietsen. Andere fietsen, dat wel. Nooit een normaal model of één in een gangbare kleur. Nee, vader bouwde onze fietsen zelf. Met het wiel van een oude step, het frame van een bakfiets en de voorvork van een sportfiets. Uit dat wat niet meer bruikbaar was creerde vader ons handgebouwde exemplaar. Geverfd in een ondefinieerbare kleur, verkregen uit alle restjes verf ongeacht de kleur met terpentine vermengd en kwastbaar geroerd. Afgevlamd met een brandende kaars en verguldsel dat met de kerst gebruikt werd voor het schilderen van de dennenappels in de de boom. De fietsen beschouwden we als kunstvoorwerpen meer dan voorwerpen voor dagelijks gebruik. Ze trapten zonder uitzondering allemaal veel te zwaar en spoorden ook niet, zodat zelfs zonder tegenwind ze niet vooruit te branden waren. Eindelijk, op tienjarige leeftijd kreeg ik dan een iets die ergens op begon te lijken. Met uitzondering van het vierkante stuur, het van een spleetje voorziene gezondheidzadel en de klossen. De houten blokken aan de pedalen geschroefd die er voor moesten zorgen dat je toch nog, hoewel het frame eigenlijk veel te hoog was zonder 'kontje schuiven' bij de trappers kon.
Na zo'n jeugd vergeef ik mijzelf nooit een enthousiaste fietser te zijn geworden.

Geen opmerkingen: